Hoed

Ik was nooit van plan geweest een hoed te kopen. We gingen naar de winkel voor een winterjas, want daar was het volgens mijn geliefde wel tijd voor. Zij droeg de baby van mijn ex in een draagzak. Mijn ex moest een lezing geven over het einde der tijden en daarom zouden wij samen met Annika een paar uurtjes op de baby passen. Van ons drieën kende de baby Annika natuurlijk het beste, zij was immers zijn Grote Zus. Daarom had Annika haar t-shirt uitgedaan en dat tussen de neus van de baby en de boezem van mijn geliefde gepropt. Het leek te werken, want de baby stopte acuut met huilen. Toen nog wel. We vroegen aan Annika of ze het niet koud had, zo zonder t-shirt. Maar nee, ze had meer dan genoeg aan een trui over haar blote bast. Annika is warmbloedig, dat heeft ze van mij. Ook ik heb het nooit koud. Toch vond mijn geliefde dat het tijd werd voor een nieuwe winterjas. Natuurlijk had ik aangeboden de baby te dragen, ik had daar immers in een grijs verleden ervaring mee gehad. Maar het zou niet handig zijn bij het passen van de jassen. We vonden een mooie jas, de hoed zette mijn geliefde voor de grap bij me op. Dat grapje zou me duur komen te staan.

Toen ik voor de passpiegel stond leek het wel alsof ik mezelf voor de eerste keer echt zag. Alsof ik met een hoed op mijn kop eindelijk ‘af’ was. De winterjas was bijzaak geworden. En dat terwijl ik nooit een man met een hoed had willen worden. Voor je het weet moet je dingen doen die mannen met hoeden doen. Of wordt er naar je gerefereerd als: ‘o, die met die hoed.’

De volgende dag zat ik op een plastic stoel tussen honderden ouders koffie te drinken bij FitByRox Danssportstudio in Hilversum. Even daarvoor waren onze kinderen meegenomen naar een aparte ruimte, waar ze auditie moesten doen voor Kinderen voor Kinderen. Ze zouden terugkomen met een rode enveloppe in de hand. Er was ons verzocht de enveloppe - waarin stond of het kind door mocht naar de volgende ronde - pas thuis open te maken. Ik snap dat wel. Niet alleen onder de kinderen, maar toch vooral ook onder de ouders heerste er een ongezonde spanning, en je wil niet dat er gewonden vallen in zo’n danssportstudio. Het liedje dat ze had moeten oefenen heette ‘Wereldreis’ en bevatte de regels: ‘Ik kom op plaatsen waar de mensen met weinig gelukkig zijn. Soms wou ik dat ik blijven kon, maar thuis is toch ook wel fijn.’
‘Je moet het wel zingen alsof je echt zin hebt in die wereldreis,’ had ik tegen haar gezegd, maar ik wist dat ze Kaatsheuvel al tergend ver vond.

Naast me zat een vader met een mutsje. Hij krabde een paar keer nonchalant door dat mutsje heen, waardoor ik ook kriebel op m’n eigen hoofd kreeg. Maar door een hoed heen krabben zou er minder nonchalant uitzien en de hoed er speciaal voor afnemen al helemaal. Het liefst had ik de hoed ook niet opgehouden. Een man met een hoed had ik al niet willen worden, maar al helemaal niet een man die z’n hoed binnen ophoudt. Je kan veel zeggen van mannen met hoeden, maar het zijn geen mannen met mutsjes of, godbetert, petten. Maar bij FitByRox bleken ze niet in het bezit van een hoedenplank. Ik had mijn winterjas daarom ook maar aangehouden, dan zou het net lijken alsof ik op doorreis was, waarbij mijn dochters auditie slechts een pauze-activiteit voor onderweg was. Warmbloedigheid is niet altijd alleen maar een zegen. Mijn zweet gutste over de plastic stoel heen en de jeuk op m’n kop werd ook alleen maar erger.
’Voor mij is het toch het belangrijkst dat ze gelukkig zijn,’ sprak het mutsje naast me. Blijkbaar had hij al een tijd tegen me aan zitten praten en had ik er begripvol bij geknikt.
’Zij zijn er om onze dromen waar te maken,’ vervolgde hij zijn betoog. ‘Kijk, wij zijn onze wilde haren al kwijt. Dat proberen we natuurlijk heel erg te verbergen. En dat doen we ieder op onze eigen manier. Maar the show must go on. Nog meer koffie?’

Teruggekomen in Amsterdam, pakten we de fiets. Er moesten nog boodschappen gedaan worden. Van veel wind was geen sprake, maar al gauw vloog de hoed van mijn hoofd. Een vrouw op het voetgangerspad ving hem. Of beter gezegd: de hoed landde in haar hand. Zij keek er verwonderd naar. Ik zag haar het gevoel hebben in een film te zijn beland. Het duurde een tijd voor ik had kunnen remmen en terugkeren. Zij bleef de hele tijd geduldig daar staan, alsof het grote avontuur waar ze haar hele leven op wachtte nu dan eindelijk begonnen was.

Zonder hoed voelde ik me naakt, nu al, maar ik wist hoe die dingen gingen. De volgende keer dat de hoed zou wegwaaien, vermoedelijk de volgende ochtend als ik Annika naar school bracht, zou het irritant beginnen te worden. Grappig-irritant, dat dan nog wel. Maar vanaf de derde keer zou ook de humor er gaandeweg uit sluipen. Bovendien had ik voor die passpiegel er niet bij stilgestaan, hoe graag ik muziek luister in de buitenlucht. Zowel onder de hoed als over de hoed heen zou een koptelefoon een mal gezicht zijn. Nee, het was duidelijk. Ik hoefde niet bang te zijn met de hoed te vergroeien, hij was duidelijk niet in mijn leven gekomen voor dagelijks gebruik. Ik zou de hoed voortaan alleen nog maar opdoen bij speciale gelegenheden. En soms ook bij een onspeciale gelegenheid, zodat dat dan toch weer een speciale gelegenheid zou worden.

Het leven is een speciale gelegenheid, maar je moet er wel een hoed voor opzetten. We besloten de enveloppe ongeopend te houden.

hoed.JPG