Het forenzenbestaan zit vol verleidingen. Twee treinen en een bus vervoeren mij van m’n bed naar de school waar ik probeer de jeugd aan het denken te krijgen, en weer terug. Die overstapmomenten kunnen funest zijn, zo had Benno van diëtistenpraktijk Door Dik en Dun al eens uitvoerig aan mij uitgelegd.
‘Maar eigenlijk is het leven één groot overstapmoment,’ voegde hij daar met geknepen oogjes aan toe.
Ik vroeg me af of al z’n cliënten op dit soort uitspraken werden getrakteerd, of dat ze voorbehouden waren aan de gezette wijsgeren.
Dat Benno geïnteresseerd was in mijn vakgebied, benadrukte hij constant. Hij was een stuk jonger dan ik, ergens achterin de twintig, en bewoog de hele tijd nerveus op zijn stoel.
‘Ik ga jou natuurlijk niet vertellen wat je wel en niet moet eten, dat zou ook een beetje gek zijn,’ had hij bij de intake gezegd.
Wat hij dan wél precies deed, was ook de keren dat ik hem daarna zag niet echt duidelijk geworden, maar een aardige jongen was het zeker. Hij omschreef zichzelf als ‘een echte lekkerbek’ en had allemaal ‘interessante pdf’jes’ die hij me zou mailen.
Het lukt steeds beter de lokroep der stationsversnaperingen te negeren. Vreemd genoeg is het dat laatste (of dus juist eerste) overstapmoment - een eenzaam station waar het altijd waait en geen enkel bushokje beschutting biedt - waar ik mezelf het vaakst een twix of lauw saucijzenbroodje zie afrekenen. Vreemd, omdat het aanbod hier juist zo bedroevend beperkt is. Een enkel zich kiosk noemend winkeltje, waar het weinige wat ze hebben vaak grotendeels op is en ik altijd de ogen van de verkoper voel observeren of ik ditmaal voor hartig dan wel voor zoet zal gaan, of dat het weer zo’n combidagje blijkt. Soms overweeg ik terug te leggen wat ik in mijn handen heb en met een geschrokken blik op mijn horloge of telefoon weg te benen, maar ik voel dat ik dan nageroepen zal worden, dus hou ik toch maar mijn pasje tegen het apparaat. Liever obesitas dan ongemak.
Een van Benno’s pdf’jes ging over het omdraaien van rollen. ‘Je brein houdt jou steeds voor de gek, maar jij moet leren hém voor de gek te houden. Laat maar eens zien wie er de baas is!’
Ik ben sterk, een krachtige godheid, zo fluister ik mezelf elke keer toe wanneer ik op de terugweg de kiosk weet te passeren. Maar op de heenweg, in alle benarde vroegte, wanneer ik nog niet helemaal wakker en dus toerekeningsvatbaar kan worden geacht, blijkt zo’n chocolate chip cookie toch zo gekocht, en waarom ook niet, ik verdien het toch ook, met dat brossige mondgevoel als balsem voor de ziel. Nog voor ik bij mijn halte ben, is de consumptie weggeslikt en het papiertje in een vuilnisbak verdwenen. Alsof het allemaal nooit gebeurd is.
Behalve dan wanneer zij achter de toonbank staat. De morsige vrouw die ik nooit iets anders heb horen zeggen dan de volgende tekst, lijzig opgelepeld vlak voordat haar scanner z’n piep heeft kunnen uitbrengen: ‘Een koekie van eigen deeg.’
Natuurlijk begrijp ik wel dat zij deze als gevat bedoelde opmerking maakt naar elke klant die zo’n koekje koopt, maar toch voel ik me persoonlijk vernederd. Na haar woorden smaakt het ding nergens meer naar. Ik kauw het trager weg dan normaal, ostentatief haast, als een gebalde vuist naar de kosmos.
Vandaag zit ze er weer, eindelijk. Op dit moment heb ik geoefend. Ik zal haar voor zijn, ik zal haar script afpakken. Ik heb dit te lang laten gebeuren, vanaf nu zal ik weer de regie over mijn eigen zonden voeren.
Met de barcode naar haar toe hou ik de suikerbom omhoog.
‘Een koekie van eigen deeg,’ spreek ik met overslaande stem en net wat te gehaast, maar wie goed luistert moet er toch ook trots in horen. Ik voel m’n wangen gloeien.
Exact even verveeld als anders (het zal de enige toon zijn die ze tot haar beschikking heeft) zegt ze: ‘Nou, dat zal er wel weer ingaan.’
Ik zal haar moeten vermoorden. Of toch maar een rijbewijs halen, andere opties kan ik niet bedenken. Ik veeg de kruimels uit mijn baard en betreed het streekvervoer.